Vooraf
Maak gratis gebruik van zes kant-en-klare digitale lessenseries over actuele thema's.
Elke reeks telt circa 10 onderdelen; ieder goed voor twee lesuren. Als docent kunt u de serie in zijn geheel of in onderdelen aanbieden.

 

Voor de leerlingen zijn er bij elke lessenserie begin- en eindtoetsen beschikbaar. 


Lessenserie
De lessenserie 'Globalisering' sluit aan bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN.
In de lessenserie maken de leerlingen kennis met onderstaande begrippen: 

* GATT
* WTO (Wereldhandelsorganisatie)  
* Wereldhandel
* protectionisme
* vrije handel of Vrijhandel
* globalisering
* transport
* transportland
* invoer
* uitvoer
* doorvoer
* mainport
* infrastructuur
* global shift
* eerlijke handel
* lagelonenlanden
* arbeidsverdeling
* grote beleggers
* internationaal geldverkeer
* kapitaalvlucht
* rendement
* werkwijzen grote beleggers
* GSM
* GSM-netwerk
* digitale kloof
* wereldtalen
* communicatietechnologie
* interculturele communicatie  
* laagcontext communiceren
* hoogcontext communiceren
* hypercentrale taal
* supercentrale talen
* identiteit
* nationale identiteit
* soevereiniteit
* supranationale organen
* toerisme
* massatoerisme
* ecotoerisme
* cultuur
* cultureel imperialisme
* anti-globalist
* anders-globalist
* culturele verrijking
* culturele verarming
* Hollywood
* Bollywood
* cultuurbeleid
* Conventie Diversiteit Cultuuruitingen

De didactische doelen van de lessenseries zijn:

a) De verbinding tussen lokale, nationale en mondiale niveaus begrijpen 
De lessenseries hebben als doel om wereldwijde problemen vanuit een planetair perspectief aan te pakken en te verbinden met de lokale dimensies. De leerdoelen dienen niet eurocentrisch of nationalistisch van toon te zijn. Dit wordt ook wel "de capaciteit om de transcalariteit van de thema's te begrijpen" genoemd, de studie van de grote problemen van vandaag met gebruik van verschillende geografische schalen en gerelateerde analyses die van lokaal naar nationaal, continentaal, mondiaal en vice versa lopen. We kunnen globalisering pas goed begrijpen als we aandacht hebben voor de continentale, nationale én lokale effecten.

b) Het heden in relatie tot het verleden begrijpen
De lessenseries bieden de leerlingen vaardigheden die de verbinding tussen het verleden en het heden benadrukken.

c) Vakoverstijgende thema's aansnijden 
Het is niet altijd gemakkelijk om de samenhang te begrijpen in schoolsystemen die zijn georganiseerd door indeling in disciplines of vakken. Toch is het belangrijk dat leerlingen zich bewust zijn van het thema als geheel, al kunnen subthema's verdeeld zijn over verschillende onderwerpen om de analyse te vergemakkelijken.

d) Het vermogen om kritisch te denken en het vermogen tot zelfreflectie 
De lessenseries moedigen leerlingen aan om bronnen, afbeeldingen en berichten vanuit verschillende kritieke posities te onderzoeken en ernaar te streven de kritiek van leerlingen uit te breiden tot zelfreflectie over onze gedachten, gevoelens en reacties op een bepaalde bron of kwestie die voorhanden is.

e) Rekening houden met meerdere gezichtspunten
Elke aanpak is slechts een van de vele mogelijke visies op het thema; bekijk het thema vanuit de verschillende posities en situaties.
Voorbeeld: bekijk de internationale arbeidsverdeling niet alleen vanuit het perspectief van Nederland, maar ook vanuit het perspectief van arme mensen in andere landen. Het uiteindelijke doel is om je beter in te kunnen leven in de problemen van anderen.

f) Reflectie op de rol van individuen en groepen bij het opbouwen van vreedzame, eerlijke en duurzame toekomst
Hoewel persoonlijke toewijding om wereldwijde problemen aan te gaan de eerste noodzakelijke stap is, willen de lessenseries ook mogelijkheden onderzoeken hoe individuen en groepen hun kracht kunnen combineren om het veranderingsvermogen beter te beïnvloeden en om de rol van instellingen en hun machtsposities te bespreken.
Voorbeeld: stel een problematische situatie voor waarin kennis wordt gebruikt om kritieke problemen op te lossen, bijvoorbeeld wanneer nieuwe wetten rondom gensoverschrijvend toerisme  moeten worden ontworpen. 
Het uiteindelijke doel is het bevorderen van kennis van verantwoordelijkheid waarvoor degenen die weten niet anders kunnen dan handelen om ongelijkheden of situaties van schending van mensenrechten te overwinnen.


Antwoorden op de vragen van de leerlingenopdrachten

Een mondiaal dorp

Wat heeft u nodig?
Print de afbeelding hieronder uit en maak er 16 aparte kaartjes van.

De reis van de spijkerbroek spijkerbroekreis
Géén typisch Nederlandse omafiets  omafiets nietnederlands 
Protectionisme of vrijhandel?  overdetariefmuurheen 
Koopt Nederlandsche waar, dan helpen wij elkaar  nederlandschewaar 

GATT
General Agreement on Tariffs and Trade (Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel)

 
gatt 
WTO of Wereldhandelsorganisatie  wto 
Copyrights  copyrights 
Globalisering  isupportglobalization 

Stap 1: Antwoord op de vraag:
1) Voor: de fiets is bedacht in Nederland en wordt in Nederland in elkaar gezet. Bovendien wordt hij verkocht als een Nederlands product (made in Holland).
Tegen: de fiets is voor driekwart niet Nederlands. Dat is te veel eer voor een ‘typisch Nederlands product’.

Stap 2: Antwoord op de vraag:
2) Met die spreuk doe je afbreuk aan de vrije keuze welke producten je zou willen kopen. Bij vrijhandel maakt het immers niet uit waar de producten vandaan komen. 
Wie help je er wel mee: de Nederlandse producenten (maar alleen binnen de Nederlandse afzetmarkt). 
Wie help je er juist niet mee: de Nederlandse consumenten. Zij kunnen daarmee niet de beste of goedkoopste producten kopen.

Stap 3: Antwoord op de vraag:
3) Als patenten en octrooien niet beschermd zouden worden, kan iedereen elk product namaken. Elke producent vraagt zich dan af of het wel zin heeft om iets te maken of te bedenken. Dat gaat op den duur ten koste van de keuze aan producten.

Stap 4: Antwoord op de vraag:
4) De afstand wordt kleiner. Letterlijk omdat producten per vliegtuig snel van de ene kant naar de andere kant van de wereld kunnen worden getransporteerd. Maar ook figuurlijk omdat je overal in de wereld dezelfde producten kunt kopen (denk aan de Toyota die je in 160 landen kunt vinden) en het niet zoveel uitmaakt waar je bent.

Stap 5: Rug-aan-rug-oefening 
Wijs twee leerlingen aan en zet ze met de rug aan rug neer. Leerling 1 krijgt een afbeelding te zien en mag het begrip of de spreuk alleen omschrijven. Leerling 2 moet proberen het begrip of de spreuk te raden. Als het goed is, neemt hij de plaats van leerling 1 in. Wijs dan een andere leerling aan die het juiste begrip of spreuk moet proberen te raden, enz.


Nederland Transportland

Stap 1: Antwoord op de vraag:
1) Vanuit deze zeehaven kun je via de Rijn en andere waterwegen tot in Duitsland varen.

Stap 2: Antwoord op de vragen:
2) Mainport Rotterdam ligt tamelijk dichtbij de Belgische grens en vandaar uit is de afstand tot de Duitse grens in oostelijke richting het kortst.
3) Babberich.
4) Alle goederen die via de Betuwelijn worden vervoerd, kunnen ook door schepen op de Waal worden vervoerd want deze vaarroute kan nog veel intensiever worden benut dan nu het geval is.

Stap 3: Antwoord op de vragen:
5) Vracht die snel op zijn bestemming moet worden afgeleverd. Het gaat daarbij om goederen die snel bederven (zoals groenten en bloemen), waardevolle spullen zoals elektronica, spullen waar maar korte tijd veel vraag naar is (modeartikelen), geneesmiddelen, donororganen, medicijnen en noodhulp voor mensen die door een ramp of oorlog getroffen zijn. 
6) Azië

Stap 4: Antwoord op de vragen:
7) In 2014 stond Nederland op de tweede plaats (van de 160 landen), in 2016 op de vierde (van de 160 landen), in 2018 op de zesde (van de 160 landen).
8) In 2014 was dat Duitsland, in 2016 waren dat Duitsland, Luxemburg en Zweden, In 2018 waren dat Duitsland, Zweden, België, Oostenrijk en Japan.
9) Nee.
10) Nederland heeft telkens in de top-zes van de LPI-ranglijst gestaan, dus mag je wel concluderen dat Nederland het goed doet als transportland.


Global Shift 

Stap 1: Antwoord op de vragen:
1) Europa, Noord-Amerika en Azië.
2) In die periode is de werkgelegenheid in de industrie in Nederland afgenomen.
3) De dienstensector.

Stap 2: Antwoord op de vragen:
4) In dit artikel worden als voorbeelden van lagelonenlanden buiten Europa genoemd India, China, Thailand, Filippijnen, Mexico, Pakistan en Vietnam.
5) Enkele voorbeelden van lagelonenlanden binnen Europa zijn volgens dit artikel Bulgarije, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en de voormalige Sovjet-Unie. 

Stap 3: Antwoord op de vragen:
6) Slechte betaling van arbeiders die bovendien vaak onder slechte omstandigheden hun werk doen.
7) Luchtvervuiling door vervoer over grote afstanden.

Stap 4:
-

Internationale arbeidsverdeling

Stap 1: Antwoorden op de vragen:
1) Turkije.
2) Als landen van herkomst zijn genoemd: Turkije (het frame), Indonesië (de banden), Taiwan (de lampen), Zwitserland (de spaken), Duitsland (de wielen) en Italië (het zadel).
3) Turkije en Nederland.

Stap 2: Antwoorden op de vragen:
4) Een onderneming met vestigingen in meerdere landen.
5) Zij kunnen onderdelen van hun productieketen in verschillende landen onderbrengen.
6) Kennelijk vinden die bedrijven het te duur om hun computers in Japan zelf te maken. Daar hebben ze plekken in het buitenland voor gevonden waar dat minder kost.

Stap 3: Antwoord op de vraag:
7) Het ontwerp dat voorafgaat aan de productie van een artikel.

 

Geld op reis

Wat heeft u nodig?

Een lijst met twintig begrippen op een A4-tje. Van deze lijst print u zoveel exemplaren als u nodig heeft om de leerlingen in tweetallen aan de opdracht te laten werken.
Een leeg vel papier en een pen voor ieder tweetal.

Begrippen voor de conceptmap: 

  1. aandelen
  2. bedrijf
  3. banken
  4. rente
  5. effectenbeurs
  6. contant geld
  7. investeringsmaatschappijen
  8. internationaal geldverkeer
  9. rendement
  10. werkwijze grote beleggers
  11. andere waardepapieren
  12. schulden
  13. samenwerking tussen banken over de grens
  14. pensioenfondsen
  15. kapitaalvlucht
  16. vrij verkeer van geld
  17. grote beleggers
  18. winst
  19. sluiten vestiging
  20. miljonairs en miljardairs


Stap 1: Antwoorden op de vragen:
1) Aandelen en andere financiële producten
2) Mensen die handeldrijven over de grens.

Stap 2: Antwoorden op de vragen:
3) Omdat ze in de VS en Europa meer kunnen verdienen aan hun geld
4) Omdat de Russische economie mogelijk schade oploopt door sancties waardoor ze verliezen lijden op hun beleggingen in Rusland.

Stap 3: Antwoorden op de vragen:
5) De hoogte van de loonkosten is niet de enige reden geweest om de Heinz-vestiging te sluiten. Die sluiting maakt deel uit van een omvangrijke bezuinigingsoperatie bij het Heinz-bedrijf om de winst van het bedrijf op te voeren.
6) Van der Zwan vond dat Apax op onverantwoorde wijze met PCM om was gegaan, want dit bedrijf werd daardoor een flink stuk armer.

Stap 4: Eindproduct:
Een handige manier om een conceptmap te beginnen is de begrippen internationaal geldverkeer, grote beleggers en werkwijze grote beleggers in het midden van het vel papier te zetten.
Het geld dat in het internationale geldverkeer rondgaat, bestaat uit contant geld, aandelen en andere waardepapieren. Dat gaat soms via een effectenbeurs.

Geld kan vrij en heel snel de wereld overgaan dankzij snelle verbindingen. Dit is mogelijk omdat er van vrij verkeer van kapitaal is en door de samenwerking tussen banken over de grenzen heen.

Belangrijke spelers in het internationale geldverkeer zijn de grote beleggers. Dat zijn miljonairs en miljardairs, banken, pensioenfondsen en investeringsmaatschappijen. Die streven naar een zo hoog mogelijk rendement bij het beleggen van hun kapitaal.

Hoe hoog het rendement op een bepaald kapitaal is, hangt mede af van de rente op de plek waar het belegd is.
Twee werkwijzen van grote beleggers om rendement uit hun kapitaal te halen zijn het opkopen en later verkopen van bedrijven of van aandelen en andere waardepapieren.
Soms halen ze een deel van hun kapitaal ergens weg omdat ze ergens anders meer rendement uit dat kapitaal kunnen halen of omdat ze anders misschien steeds minder rendement halen of zelfs verliezen gaan lijden. Dit verplaatsen van kapitaal om deze redenen noemen we kapitaalvlucht.

Bedrijven die door een grote belegger zijn gekocht, moeten soms stevig bezuinigen om meer winst te maken voor de nieuwe eigenaar van het bedrijf. Dat leidt tot het sluiten van een of meer vestigingen van het bedrijf.

Bedrijven die door een grote belegger zijn opgekocht en daarna verkocht, lopen de kans met grote schulden opgezadeld te worden door wat de grote belegger met het bedrijf gedaan heeft.

 
Communicatie

De gegevens over vaste lijnen, mobiele telefoons en internetverbindingen zijn ontleend aan https://ourworldindata.org/

Stap 1: Antwoord op de vraag:
1) Mobiele telefoons stellen arme mensen in staat tegen geringe kosten te bellen en sms’en en hen daarmee in contact te brengen met een wereld die daarvoor voor hen niet toegankelijk was.

Stap 2: Antwoord op de vraag:
2) Dankzij de moderne communicatiemiddelen is kennis over de wereld makkelijker te krijgen en alles wat er op de wereld gebeurt is in no time bekend. Afstanden doen er niet meer toe. Bij een wereldwijde ramp (zoals een cycloon in Indonesië van aparil 2021 die meerdan honderd doden veroorzaakte) kan iedereen dat dezelfde dag nog te weten komen.

Stap 3: Antwoord op de vragen:
3) In stap 1 hebben we al aangegeven: globalisering betekent dat mensen wereldwijd steeds meer met elkaar in verbinding staan.
4) Betere landbouwtechnieken per mobiel en email in India: dankzij de mobiele telefoon is de boer op de hoogte van wereldmarktprijzen.
Wijze lessen per mobiel in Oeganda: dankzij dit modern communicatiemiddel hoeven ze geen informatie over aids te missen en kunnen ze leren van anderen.
Een laptop voor elk kind in Bolivia: dankzij de laptop en verbindingen met een satelliet hoeft geen enkel kind de aansluiting op het internet te missen.
Computerkiosken in India: de kinderen gingen zelf op zoek naar informatie en leerden zo via internet wat er in de wereld gebeurde.

Stap 4:
-


Talen en gewoonten

Stap 1: Antwoord op de vraag:
1) Laat leerlingen nadenken over het nut van Engels leren op vroege leeftijd.

Stap 2: Antwoord op de vraag:
2) Hoogstwaarschijnlijk is de voertaal Engels geweest omdat dit de hypercentrale taal is. Diegenen die zich niet in het Engels kunnen redden, kunnen met een tolk werken. Dit gebeurt met behulp van een microfoon en een headset.
Bespreek de volgende aanvullende informatie klassikaal: Voor diegenen die zich niet kunnen redden in het Engels wordt er vaak een simultaanvertaler ingezet. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van tolkencabines of een fluisterset (headsets en microfoon). De tolken zitten per taal in een eigen cabine en horen de spreker door een hoofdtelefoon en spreken de vertaling in de microfoon. De toehoorders in de zaal kunnen via een schakelaar de door hun gewenste vertaling kiezen.

Stap 3: Antwoord op de vraag:
3) Enkele voorbeelden zijn: telefoneren, skypen, zoomen, beeldbellen, WhatsAppen, SMS-en, bestanden delen (technieken). Smartphone, laptop, computer, tablet, webcam (apparaten).

Stap 4: Antwoord op de vraag:
4) Vermeld erbij dat het cabaret is en dat er dus twee stereotypen zijn neergezet. In het dagelijks leven is het allemaal wat genuanceerder.

De moslima is aan het “inhaalvasten” en het gesprek gaat erover dat ze elke keer dezelfde vraag krijgt over het eten en het drinken tijdens het vasten. De Nederlandse vrouw vraagt het elke keer weer omdat ze het gewoon niet begrijpt. Haar denkwijze is totaal anders.
Daarnaast is het voor de moslima heel logisch dat ze geen mannen behandelt als “vrouwendokter”, want dat mag zij absoluut niet vanuit haar geloof. De Nederlandse vrouw vindt dit onbegrijpelijk omdat zij een andere denkwijze heeft. De man in het vliegtuig zou geholpen kunnen worden als de islamitische arts aanwijzingen zou geven aan iemand anders die de man helpt.

Dat de moslimvrouw hoog-context praat en de Nederlandse vrouw laag-context, blijkt uit het stukje over wat ze van elkaar vinden. De moslimvrouw zegt ook letterlijk “ je hebt er zelf om gevraagd, hè” omdat wat ze zegt in haar cultuur (hoog-context) erg onbeschoft is om uit te spreken. De Nederlandse vrouw antwoordt na het luisteren: “wat achterbaks” omdat het in haar cultuur(laag-context) juist meer “recht voor de raap” wordt gezegd. Als de moslimvrouw aan de Nederlandse vrouw vraagt wat Nederlanders van moslims vinden kan ze dat eigenlijk niet goed omschrijven en zegt ze dat wij daar altijd eerlijk en direct (laag-context) over zijn. Ze geeft uiteindelijk wel een omschrijving. De moslimvrouw zegt niet wat ze er van vindt, maar trekt de conclusie dat ze elkaar dan “nooit zullen ontmoeten” (hoog-context).

Stap 5: 
De docent maakt afhankelijk van tijd, groepsgrootte en motivatie van leerlingen de keuze of de scènes worden opgenomen op video of dat er een voorstelling wordt gegeven.

Beoordeel de leerlingen op wat ze in de scènes in ieder geval moeten laten zien:
- Dat ze kennis hebben van verschillende mogelijkheden tot communiceren op afstand.
- Dat ze begrepen hebben op welke manier culturele verschillen tot miscommunicatie kunnen leiden.
- Dat ze het verschil weten tussen hoogcontext en laagcontext communiceren.
- Dat ze naar oplossingen hebt gezocht om culturele en taalbarrières te overbruggen.
- Een scene duurt tussen de 5 en 10 minuten

In de bijlage hebben ze in ieder geval beschreven:
- Waarom we Engels als voertaal hebben en hoe we deze taal noemen en wat de supercentrale talen zijn.
- Voor welke culturele verschillen ze hebben gekozen en waarom dit tot miscommunicatie leidde.
- Op welke manier ze hebben laten zien dat er een barrière zat tussen hoogcontext en laagcontext communiceren.
- Op welke manier er in de tweede scene is geprobeerd om zoveel mogelijk miscommunicatie te vermijden.


Nationale identiteit

Wat heeft u nodig?
- Een vel papier, een pen en een paperclip voor alle leerlingen
- een touw van ongeveer drie meter lang.

Plan van aanpak
De leerlingen doen de stappen 1, 2 en 3 alleen.
Daarna werkt u klassikaal.
- Geef iedere leerling een vel papier en een paperclip.
- Geef de stelling: ‘De dagen van de natiestaat zijn geteld.’
- Iedere leerling geeft zijn mening op zijn vel papier, onderbouwd met argumenten. Trek er 10 tot 15 minuten voor uit.
- Zet een leerling die 100% eens is aan de linkerkant en een andere leerling die zich 100% oneens verklaart aan de rechterkant.
- Beide leerlingen houden een touw tussen zich in als een waslijn.
- De overige leerlingen hangen hun papier ergens op de eens-oneens-schaal. Hoe meer eens, hoe meer aan de linkerkant en omgekeerd.
- Als deze leerlingen allemaal aan de beurt zijn geweest, gebruikt u de resterende tijd van het lesuur voor een klassengesprek over de verschillende meningen. Probeer boven tafel te krijgen waar de verschillen zitten en welke redenen daarvoor worden genoemd.

Stap 1: Antwoorden op de vragen:
1) Het overgrote deel van Europa.
2) Naast Nederlandse zenders vind je in het zenderpakket van kabelmaatschappijen ook zenders uit Duitsland, België, Engeland, de Verenigde Staten en enige andere landen.
3) Rusland zou een deel van de inkomsten uit de uitvoer van zijn aardgas mislopen.
4) Nee, want Nederland voert vergeleken met sommige andere Europese landen weinig Russisch aardgas in en bovendien komt Russisch aardgas nu ook via een gaspijpleiding door de Oostzee Europa binnen.

Stap 2: Antwoorden op de vragen:
5) Nederland heeft onder meer het VN-Vrouwenverdrag ondertekend, het VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Vluchtelingenverdrag.
6) Nederland zou ten ondergaan als het lid blijft van de Europese Unie. Het zou beter gaan met de Nederlandse economie en werkgelegenheid als Nederland uit de EU stapt. Dan zou Nederland ook weer helemaal zelf kunnen uitmaken hoeveel migranten (Wilders spreekt hier alleen over Marokkanen) Nederland binnen mogen komen.
7) Het is maar de vraag of Nederland beter af zou zijn indien het uit de EU stapt, want het ligt in het gebied waar de globalisering verder is gevorderd dan waar ook ter wereld.

Stap 3: Antwoorden op de vragen:
8) Bijvoorbeeld: ieder jaar vindt Prinsjesdag plaats met een rit met de Gouden Koets in Den Haag, ’s winters eten Nederlanders vaak boerenkool, enz. enz.
9) Ze vindt het een racistisch feest, een teruggrijpen naar de periode waarin Nederland zich met internationale slavenhandel bezig hield.
10) Naar de mening van de leerlingen. Facebook geeft aan: 'Zwarte Piet valt onder de Facebook-richtlijnen onder blackface: het racistisch en stereotyperend portretteren van personen met een donkere huidkleur.'


Toerisme

Stap 1: Antwoorden op de vragen:
1) A) Een technologische ontwikkeling: door (betere) vliegtuigen kunnen we ons makkelijker en goedkoper over de hele wereld verplaatsen.
    B) De stijging van de welvaart. We kunnen het ons tegenwoordig veroorloven om langere tijd en verder weg op vakantie te gaan.
2) In 2008 ontstond er een wereldwijde economische crisis en zeker in het begin -toen mensen erg onzeker waren over de toekomst- leidde dat tot een daling van het aantal vakanties.

Stap 2: Antwoord op de vraag:
3) Globalisering wordt onder meer voortgedreven door een stroom van mensen; dat past naadloos bij het massatoerisme: dat drijft op grote schaal mensen voort naar dezelfde plekken op dezelfde tijden. De lezers van de Lonely Planet gaan ook allemaal naar dezelfde plekken.

Stap 3: Antwoorden op de vragen:
4) Werkgelegenheid.
5) Gemeenten ontvangen inkomsten uit de toeristenbelasting (een vergoeding voor de overnachting in een hotel, pension of camping).
6) Economische globalisering: de toeristenindustrie vind je in bijna alle landen van de wereld en deze industrie verdient op zijn beurt geld met toeristen uit de hele wereld.
Culturele globalisering: dankzij internationaal toerisme kunnen mensen uit de hele wereld kennis maken met allerlei culturen, culturen die ze anders niet zouden kennen.

Stap 4: Antwoord op de vragen:
7) (Kinder)Sekstoerisme.
8) Beide zaken zijn te verdedigen. Een ecotoeristische vakantie is doorgaans duurder dan een massatoeristische vakantie. Het ecotoerisme zal altijd een klein onderdeel zijn van het internationale toerisme en in een geglobaliseerde wereld is ecotoerisme slechts een zijpad.
Daar staat tegenover dat globalisering met zich meebrengt dat mensen zich vrijelijk over de wereld verplaatsen en zelfs als het gaat om maar een fractie van het internationale toerisme (met meer dan een miljard verplaatsingen) gaat het nog altijd om miljoenen mensen.


Een mondiale cultuur?

Stap 1: Antwoorden op de vragen:
1) In hun ogen heeft het Westen een wereldheerschappij; de anderen (Afrika, Latijns-Amerika en delen van Azië) worden door het Westen (c.q. westerse multinationals) gedomineerd. De Grote Bosatlas (editie 54) kaart 246C toont dat de grote multinationals voornamelijk in het Westen (Amerika, Europa), en verder in Japan, Hongkong, Singapore en in Australië te vinden zijn.
2) Het YouTube-filmpje toont de Kerstman én Coca Cola (de Kerstman drinkt Coca Cola).

Stap 2: Antwoord op de vraag:
3) Zie voor de antwoorden: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_muziekstijlen.

Stap 3: Antwoord op de vraag:
4) Een kaartje voor een Bollywood-film (vooral getoond in ontwikkelingslanden) is een stuk goedkoper dan een Hollywood-film (vooral getoond in de ontwikkelde landen). In de ontwikkelingslanden is het prijspeil doorgaans lager dan in de ontwikkelde landen.

Stap 4: Antwoord op de vraag:
5) In Frankrijk wordt van alle films 42% van eigen bodem in de bioscopen getoond, veel meer dan in de andere West-Europese landen (tussen de 5 en 19%).


Afsluiting

Aanwijzingen
Het is de bedoeling dat de leerlingen in deze opdracht globaal terughalen wat ze in de afgelopen lessen over globalisering hebben gelezen en gezien. De opdracht nodigt ze uit na te denken over verschillende opvattingen inzake globalisering. Het gaat niet zozeer om voor of tegen, dat zou vrij onzinnig zijn. Het gaat meer om de inschatting van positieve en negatieve effecten. Wat is er goed aan een steeds vrijer verkeer van mensen, goederen, geld en ideeën over de wereld? En waar heeft het negatieve effecten? En zijn de grenzen wel weggevallen of is dat maar deels zo? Het lijkt er op dat het vrije verkeer van mensen in de afgelopen decennia eerder afgenomen is dan toegenomen.


Het is ook niet zo belangrijk dat de leerlingen een heel coherente visie hebben op het begrip globalisering, zo dat al zou kunnen in teamverband. Het is van meer belang dat ze zicht krijgen op de complexiteit ervan. Met de simpele vaststelling dat de wereld een dorp geworden is, kom je niet veel verder. De collage op de Abri-poster zou daaraan uitdrukking moeten geven.

 

Kerndoelen en eindtermen 

Kerndoelen: 36, 38, 39, 41 en 46.

Eindtermen:

Aardrijkskunde Havo

4a 1. Indicatoren voor het vergelijken van landen op economisch, demografisch en sociaal-cultureel terrein.
In dit verband kan de kandidaat:
Economische, demografische en sociaal-culturele indicatoren voor het vergelijken
van landen benoemen en de beperkingen aangeven van gemiddelde nationale
waarden voor die indicatoren.
- Taal

4a 2. Mondiale spreidingspatronen voor de in 4a 1 genoemde indicatoren en hun dynamiek3
In dit verband kan de kandidaat:
Mondiale economische, demografische en sociaal-culturele spreidingspatronen, alsmede de meest opvallende veranderingen hierin sinds 1980 beschrijven en in hoofdlijnen verklaren.
- Internationale arbeidsverdeling
- Op basis van culturele indicatoren kan de wereld ingedeeld worden in cultuurgebieden.
-- Talen en godsdiensten zijn (o.a.) door kolonialisme en migratie verspreid.
- Culturele grenzen zijn door huidige migratie en culturele uitwisseling steeds moeilijker te trekken.

4a 3. Mondiale relatiepatronen van handel, investeringen en migratie.
In dit verband kan de kandidaat:
Mondiale relatiepatronen van handel, investeringen en migratie beschrijven en in hoofdlijnen verklaren.
- Vrijhandel

4b 1. Economische en (sociaal-)culturele mondialisering
In dit verband kan de kandidaat:
Het proces van mondialisering/globalisering in economisch en (sociaal-)cultureel opzicht beschrijven en verklaren.
- Economische globalisering leidt vaak tot grotere economische verschillen en concurrentie tussen gebieden en groepen mensen.
- Nieuwe inernationale arbeidsverdeling
- Transporttechnologie
- Communicatietechnologie
- Culturele globalisering: Lingua franca
- Culturele globalisering: Amerikanisering
- Netwerken (van bedrijven, instellingen, migranten) omspannen de wereld en oefenen hun invloed uit op steden en gebieden, op sociale groepen en individuen. Wereldsteden spelen een belangrijke rol in deze netwerken.


Aardrijkskunde VWO

3a. De begrippen mondialisering en tijdruimtecompressie in onderling verband en vanuit een geografisch perspectief analyseren.
Het betreft: De economische, politieke en culturele dimensies van globalisering
In dit verband kan de kandidaat:
Aan het proces van mondialisering/globalisering economische, culturele en politieke dimensies onderscheiden en aangeven hoe deze dimensies elkaar beïnvloeden.
- Globalisering
- Global village
- Globalisering leidt tot integratie van gebieden en samenlevingen.
- Culturele globalisering leidt tot tegenreacties zoals de herwaardering van regionale (en nationale) identiteiten.
- Identiteit
- Culturele globalisering: Lingua franca
- Culturele globalisering: Amerikanisering
- Mondiale en transnationale netwerken
- Internationale arbeidsverdeling
- Economische globalisering
-- kapitaalstromen

3a 3. de rol van technologische ontwikkeling in het proces van tijdruimtecompressie
In dit verband kan de kandidaat:
Aan de hand van voorbeelden uitleggen hoe technologische ontwikkelingen, tijdruimtecompressie en globalisering samenhangen.
- Technologische ontwikkeling is een belangrijke motor achter globalisering.
- Tijd-ruimte compressie
- Transportnetwerk
- Informatietechnologie

3b 1. indicatoren voor het vergelijken van landen op demografisch, economisch, sociaal-cultureel en politiek terrein3 In dit verband kan de kandidaat: Aan de hand van verschillende indicatoren de wereld indelen en landen met elkaar vergelijken. Mondiale spreidingspatronen verklaren.
- Cultuurelementen (zoals talen, godsdiensten, sport en mode) kunnen vanuit gebieden van oorsprong zijn verspreid (diffusie) door kolonialisme en door migratie.

3c 1. stedelijke knooppunten in mondiale netwerken en hun ruimtelijke kenmerken
In dit verband kan de kandidaat: Ruimtelijke kenmerken van deze steden benoemen die samenhangen met hun positie als mondiaal knooppunt.
- Mondiale financiële markten


Economie Havo

H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2. De motieven voor het al dan niet aangaan van internationale samenwerkingsvormen in relatie tot welvaart en economische groei;
- vrijhandel
- protectie


Economie VWO

H3 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.6 De economische motieven voor het al dan niet aangaan van internationale samenwerkingsvormen in relatie tot welvaart en economische groei;
- vrijhandel
- protectie

 

Maatschappijwetenschappen Havo en VWO
14.5 Sociale institutie
Een sociale institutie is: “een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.”
- taal

Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties
16. De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit.

  

Maatschappijwetenschappen Havo

Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen.

4.3 De vorming van de identiteit

12.2 Processen die de sociale ongelijkheid in Nederland en tussen landen beïnvloeden
- Europeanisering en globalisering

18.3 Institutionalisering
Subdomein E2: Veranderingsprocessen staatsvorming, democratisering en globalisering

19.3 Globalisering
- Er is meer internationale handel gekomen; door de groei en het machtiger worden van multinationals is er sprake van supranationale handelsblokken;


Maatschappijwetenschappen VWO

4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.

4.3 De vorming van de identiteit

9.1 Ongelijkheid: nationaal en internationaal
- Op mondiaal niveau zijn de verhoudingen tussen staten aan verandering onderhevig door de groeiende wederzijdse afhankelijkheid van staten, de schaalvergroting en globalisering van de economie en de groeiende samenwerking tussen staten.

12.2.2 Fragiele staten
- Als gevolg van globalisering moeten staten zich, om economisch te kunnen groeien, aansluiten bij de wereldhandel en het kapitaalverkeer.

12.4 Nieuwe problemen, nieuwe structuren?
- Het proces van globalisering zet door in steeds meer gebieden die steeds hechter met elkaar verbonden worden in wat inmiddels de ‘Global Village’ genoemd wordt.

16.1 Natievorming en staatsvorming
Is nationale identiteit het product van staatsvorming? Of bestaat er een gedeelde nationale identiteit die ertoe leidt dat mensen die tot één natie behoren gezamenlijk een staat gaan vormen op een bepaald grondgebied?

17.1 De culturele identiteit van een volk

18.1 Visies op oorzaken van politieke aandacht voor nationale identiteit
Door globalisering en in het bijzonder toenemende migratie en mondialisering van de media ontstaan niet alleen nieuwe lokale identiteiten, maar ook transnationale identificaties.

20.3 Globalisering
- Globalisering is “het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen” op economisch, juridisch, politiek, sociaal-cultureel en ecologisch gebied (global society).
- Er is meer internationale handel gekomen; door de groei en het machtiger worden van multinationals is er sprake van supranationale handelsblokken;

  

Geschiedenis Havo

4.4 Historische context: Nederland 1948-2008
2. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978-2008?
- 48: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
- - Aan het einde van de jaren 1980 herstelde de economie zich. Als handelsland profiteerde Nederland van de Europese samenwerking en de globalisering.